‘Een half jaar na het behalen van mijn VWO-diploma begon ik aan mijn opleiding bij de Luchtmacht waar ik werd opgeleid tot officier. Aan het einde van de Elementaire Militaire Vliegopleiding bepaalden ze waar ik het meeste geschikt voor was: een F-16, helikopter of transportvliegtuig.
Voor mij is een F-16 de Formule 1-auto onder de vliegtuigen. Dat vond en vind ik het allergaafste. De snelheid, de machine. Als er ergens onrust is, gaat de F-16 er als eerste vliegtuig naar toe. Als wij ‘luchtoverwicht’ hebben, is het veiliger voor grondtroepen, helikopters, transportvliegtuigen etc. We hebben de taak om het luchtruim te beveiligen en aanvallen uit te voeren op vijandelijke doelen. Als Mission Commander kan ik iedere missie binnen de Nederlandse Luchtmacht leiden en uitvoeren.’
‘Je zit altijd alleen in een F-16, maar vliegt wel altijd in een formatie van twee vliegtuigen om de missie effectief uit te voeren en elkaar te beschermen als het misgaat. Als er eigen grondtroepen of bondgenoten in de problemen komen, moeten we heel snel handelen en van boven het gevaar inschatten. We staan dan in direct radiocontact met de mannen en vrouwen op de grond. We kunnen het natuurlijk niet alleen met F-16’s. Wij kunnen bijdragen aan een belangrijk onderdeel van de missie, maar daarnaast is het grondoptreden zeker zo belangrijk.’
‘Wat mij het meeste is bijgebleven aan mijn missie in de strijd tegen Islamitische Staat (IS), is het verschil tussen Mosul (een stad in het noorden van Irak) in 2015 en en Mosul in 2018. Mosul is een miljoenenstad en in 2015 nog onderdeel van het Kalifaat van de Islamitische Staat. Toen we boven de stad vlogen was het uitgestorven, een ghost town. Net na de bevrijding in 2017 zag je weer mannen, vrouwen en marktkramen op straat. Eindelijk konden mensen hun dagelijks leven weer oppakken. De bevrijding van Irak vond ik heel bijzonder om vanuit de lucht te zien.’
‘Ik heb aan verschillende missies deelgenomen. In Afghanistan vochten we tegen de Taliban, een beweging uit datzelfde land die de macht wilde grijpen. In Irak/Syrië vochten we tegen een groepering die samengesteld was uit verschillende nationaliteiten, met de missie om het Kalifaat uit te roepen. Daarnaast maakte IS gebruik van een ander soort geweld en propaganda. De oorlog kwam daardoor ook hier in Nederland veel dichterbij. De aanslagen in Brussel, Parijs en de vreselijke video’s van IS. Mijn familie zag die ook terwijl ik in de regio zat. De missie in Irak/Syrië had daarom veel meer impact op mij en mijn omgeving.’
‘We vliegen altijd met twee vliegtuigen, in elk vliegtuig zit één persoon. Mijn medevlieger vertrouw ik 100%. Als ik met een parachute in vijandig gebied land, moet hij ervoor zorgen dat ik veilig thuis kom. Vanuit de lucht heeft hij veel overzicht en kan hij de vijand op afstand houden door eventueel geweld te gebruiken. We staan er echt alleen voor als het mis gaat, dus een sterke band met je medevlieger is erg belangrijk. De meeste jongens met wie ik vlieg ken ik al bijna tien jaar. Er is onderling veel kameraadschap.’
‘Mensen thuis weten vaak weinig over het wat en waarom van de missie waar we aan deelnemen. Dat levert soms frustratie op. Als militairen sneuvelen op buitenlands grondgebied hoor je weleens: ‘hij kiest er toch zelf voor?’. Daar kan ik me zo aan storen. Niemand kiest ervoor om een been kwijt te raken of dood te gaan. We nemen belangrijke beslissingen en proberen de risico’s zo klein mogelijk te maken. Maar we opereren nu eenmaal in het hoogste geweldsspectrum, waar niemand kiest voor deze vreselijke scenario’s.’