Kippenvelmoment - Dirk

19 september 2021
Deel dit bericht:
‘Ik bewees hem de laatste eer, en zo voelde het ook.’

Dirk Molenaar (96) heeft al van heel wat vrienden afscheid moeten nemen. Maar als hij in 2014 zijn beste vriend Henk Bijl verliest, doet hem dat bijzonder veel verdriet. Het moment dat hij zijn kist begeleidde zal hij nooit vergeten. ‘Ik bewees hem de laatste eer, en zo voelde het ook.’ Bijna zeventig jaar waren ze kameraden.

‘Ik ontmoette Henk toen we beiden als dienstplichtige toetraden tot de 7 December Divisie. Tussen Henk en mij klikte het meteen. Misschien omdat we allebei van het platteland kwamen. Samen werden we opgeleid tot chauffeur. Dat vonden we mooi want we hadden nog nooit een auto van binnen gezien. In oktober 1946 werden we uitgezonden. Met een tasje kleding en een strozak gingen we, samen met 1.600 andere jongens, aan boord van de Indrapoera.

Niet te pruimen

Eerst werden we gestationeerd in kamp Kramat Djati. Daar moesten we patrouilleren en wachtlopen. Als Henk en ik het in latere jaren over Nederlands-Indië hadden, dan ging het vooral over het eten daar. Was er niks, dan had je niks. En was er wel iets, dan was het niet te pruimen. Het enige vlees kwam van de mieren die de pan in kropen. Later zijn we overgeplaatst naar Batavia. Daar knapten we afgedankte voertuigen van het Engelse en het Amerikaanse leger op, bedoeld voor de buitenposten in Bandung.

Dirk (links) en Henk in Kramat Djati.

Er waren jongens die uit de band sprongen en vrouwen opzochten, maar Henk en ik waren daar de types niet naar. Onze wapens hebben we nooit hoeven te gebruiken. We hebben het altijd beschouwd als een mooi avontuur. Henk ging in ‘49 iets eerder terug dan ik omdat zijn vader ziek was. Hij heeft toen nog, namens mij, souvenirs afgegeven bij mijn ouders en zus.

De vriendschap groeide

Het contact met de andere jongens is verwaterd, maar Henk is altijd in mijn leven gebleven. In het begin zagen we elkaar maar eens per jaar, want van Moerkapelle naar ’s-Gravendeel was toen een wereldreis. Tot Henk als eerste een auto kocht, een witte Ford Escort. Toen werd het contact frequenter.

In ’53 moesten hij en zijn echtgenote vluchten voor de watersnoodramp. Mijn ouders hebben ze toen even opgevangen. Daar is het zaadje gepland voor de vriendschap tussen onze echtgenotes. Ook onze kinderen konden het goed met elkaar vinden. Zo goed, dat zijn dochter en mijn tweede zoon inmiddels 39 jaar zijn getrouwd. Ze wonen met hun gezin bij ons om de hoek.

Henk is er helaas niet meer. Zijn vrouw ook niet. Een mooie foto van hen in onze woonkamer herinnert aan de vriendschap die bijna zeventig jaar mocht duren. Dankzij hen hebben wij er een dochter en vier kleinkinderen bij.’