Mijn medaille - Manuela

24 april 2022
Deel dit bericht:
‘Dat we meer betekenen dan het mandaat opdraagt, mag vaker verteld worden.’

Manuela Wibier heeft herinneringsmedailles voor twee compleet verschillende missies: eentje voor haar inzet tijdens de Golfoorlog en eentje voor de vredesmissie in Haïti. De missie in Haïti maakte de meeste indruk: ‘Daar was ik even helemaal mens, en geen militair.’

Tekst: Judith Wijdeven

Als zelfverklaard ‘koude oorlogskind’ ligt Manuela’s interesse als marinevrouw vooral op het voorkomen van oorlog. Ze is dan ook blij als ze in ’95 naar Haïti wordt uitgezonden. ‘De toestand daar bood kansen om meer te doen dan de puur militaire taken.’

Op afstand

Bij haar voorgaande en eerste missie, in de Golfoorlog, stond Manuela letterlijk en figuurlijk op afstand. ‘Ons schip bevond zich buiten het directe oorlogsgebied. We vervoerden personeel, voorraden en post naar andere schepen. Ik ben aan wal geweest in veilige steden als Dubai en Jebel Ali. Bij het begin van de oorlog zagen we op de radarbeelden de gevechtsvliegtuigen die ‘s nachts naar Bagdad vlogen. De rest van de oorlog kregen we mee via berichtgeving, wereldomroep en soms op CNN, net als de rest van de wereld.’

Heel anders is het op Haïti, waar Manuela gestationeerd wordt in de hoofdstad Port-au-Prince. Met een aantal collega’s onderhoudt ze daar contact met het hoofdkwartier van de VN en regelt ze de bevoorrading van reserveonderdelen. Dit keer ziet ze wel met eigen ogen waar ze voor gekomen is. ‘Mensen liepen in vodden. Ze hadden nauwelijks te eten en woonden in krotten. Het was voor het eerst dat ik zo’n bittere armoede zag. Ik was diep onder de indruk.’

Biafra-buikje

In haar geheugen gegrift staan de bezoeken aan een weeshuis in Jacmel, waar de rest van de compagnie zich ophoudt. ‘Ik reisde regelmatig naar onze compound. Een paar keer ben ik met collega’s meegegaan naar het plaatselijke weeshuis. Buiten stalen bedjes met een flinterdun matrasje was daar niets, totdat onze eenheid het tehuis ontdekte. Collega’s hebben de muren hersteld en geschilderd en het thuisfront heeft kleding en speelgoed voor ze ingezameld. Regelmatig brachten we eten en dan speelden we ook met de kinderen. Ik had een speciale klik met André, een jongetje van vijf dat in z’n eentje was aangetroffen langs de kant van de weg. Hij stormde altijd op me af zodra hij me zag. Tussen de kindjes was ik even helemaal mens, en geen militair. Ik denk dat veel collega’s dat ook hadden.

Meer dan het mandaat

Van haar eerste kennismaking met André is een foto genomen. Meer nog dan haar herinneringsmedaille symboliseert die foto voor haar de uitzending. Net als haar uniform en medailles heeft hij een vaste plek in het verhaal dat ze vertelt als ‘Veteraan in de klas’. ‘Ik krijg altijd de vraag of ik iemand heb doodgeschoten. Want dat is het beeld dat kinderen, en volwassenen ook, hebben bij het leger. Weinigen weten dat we als militairen zoveel meer betekenen dan dat het mandaat ons opdraagt. Dat mag best eens wat vaker verteld worden.’