‘Met mij was niets aan de hand. Tot ik in 2014 op een dag wakker werd in een crisisopvang. Hoe ik daar verzeild ben geraakt, heb ik van anderen moeten horen. Ik herinner me niets. Blijkbaar ben ik urenlang door mijn woonplaats getrokken alsof ik op missie was in Afghanistan, met de politie achter me aan. Ik verkeerde in een psychose die was veroorzaakt door een incident eerder die avond. Kinderen hadden vuurwerk onder mijn auto gegooid. Dat ontplofte net toen ik uit de auto stapte.
Niet lang na mijn opname werd vastgesteld dat ik PTSS had opgelopen in Uruzgan. Ik kreeg medicijnen en volgde hulpverleningstrajecten. Dat ik hulp aanvaardde was geen kwestie van kiezen. Ik liet het over me heen komen. Tot helder denken was ik niet in staat.
Na een mistige periode met ups en downs ging het in 2016 opnieuw mis. Deze keer had ik me verschanst in ons huis, dat ik had omgebouwd tot bunker. Mijn eigen vrouw zag ik aan voor de vijand. De politie heeft moeten ingrijpen. Ik werd opnieuw opgenomen. Mijn tijd in de inrichting bracht ik het liefst door in een donkere isoleercel, vrij van prikkels. Daar, op de bodem van de diepe put waarin ik was gevallen, besloot ik weer te gaan leven. Ik zou weer voorwaarts gaan. Ook als het één stap vooruit en drie achteruit zou zijn. Vanaf dat moment ging het licht weer schijnen.
Ik snapte nu beter wat ik nodig had en dat bracht kansen op mijn pad. Doorslaggevend was een vacante re-integratieplek bij mijn oude gevechtseenheid, waar een kameraad me op attendeerde. In het sollicitatiegesprek vertelde ik over mijn diepgewortelde motivatie om terug te veren. Zo wist ik de functie te veroveren. Onder de vertrouwde hoede van oude kameraden kwam ik, in mijn eigen tempo, steeds meer tot mezelf.
Het gaat nu goed met mij. Tegenwoordig heb ik een vaste burgeraanstelling bij Defensie als fotograaf en vormgever. Ik ben er nog niet, maar stapje voor stapje herover ik de regie op mijn leven. Dat doe ik door mezelf uit te dagen met kleine experimenten. Dat ik dit verhaal vertel, is daarvan een voorbeeld. Naarmate het interview naderde, stond het idee om alles op te rakelen me steeds meer tegen. Maar ik zette door, omdat iets in mij zei dat het me zou helpen in mijn proces. Soms schat ik het niet goed in en blijkt iets toch te veel. Dan leg ik de lat een stukje lager en probeer ik het opnieuw.
Wat ik heb meegemaakt is niet fijn, maar ik had het niet willen missen. Het heeft me gemaakt tot wie ik nu ben: een sterker mens. No guts, no glory. Angst om terug te vallen heb ik niet. Het beest van toen zit nog steeds in mij, maar het domineert me niet meer. Nu heb ik de teugels in handen.’